Afáka-schrift

 

EEN KORTE GESCHIEDENIS EN DE ONTWIKKELING VAN HET AFÁKA SCHRIFT

 

Door: André R.M. Pakosie

(Edebukuman)

De Okanisi is een van de zes Marrongemeenschappen van Suriname en Frans-Guyana. Zij is ook een van de twee grootste van deze Marrongemeenschappen. Deze zes Marrongemeenschappen zijn: Okanisi, Saamaka, Matawai, Pamaka, Aluku en Kwiïnti.

De voorouders van de Marrons werden, net als de andere Afro-Surinaamse voorouders, vanuit verschillende delen van Afrika gevangen genomen door Europese slavendrijvers, gedwongen naar Suriname getransporteerd en tot slaaf gemaakt.

De voorouders van de Marrons weigerden echter slavernij als hun lot te accepteren. Ze bevrijdden zichzelf en trokken zich terug in wat toen voor hen nog een onherbergzaam tropisch regenwoud van Suriname en Frans-Guyana was.  Ze vormden zes politiek onafhankelijke  gemeenschappen. Door middel van intensieve guerrillaoorlogen wisten de Okanisi Marrons (1760), de Saamaka Marrons (1762), de Matawai Marrons (1767) en de Aluku Marrons (1860) de koloniale overheid te dwingen vredesverdragen met hen te ondertekenen en daarmee hun vrijheid en menselijke waardigheid te erkennen. Hoewel er geen vredesverdrag werd getekend met de Pamaka en de Kwiïnti, werd hun vrijheid uiteindelijk wel erkend.

 

De Marrontalen

 

De hedendaagse talen van de Marrons maken deel uit van de Afro-Surinaamse talen. De Afro-Surinaamse talen zijn talen die taalkundigen onder creooltalen scharen. Een creool taal is van oorsprong een kunstmatige (Pidgin) taal, een hulptaal, ontstaan ​​uit een (handels) contact. Met andere woorden, de Afro-Surinaamse talen zijn talen die zijn ontstaan ​​en ontwikkeld door       ontmoetingen van groepen mensen die elkaars taal niet spraken en elkaar daarom niet konden verstaan. Er zijn zeven hedendaagse Afro-Surinaamse Creooltalen: Sranan, Okanisi of Ndyuka, Saamaka, Pamaka, Matawai, Aluku en Kwiïnti. Maar er zijn ook enkele klassieke talen die nog steeds bekend zijn onder de Marrons, zoals: Loangu, Ampuku, Papa, Kumanti, Anklibenda, Amanfu en Akoopina. Er zijn er nog wel een paar, maar die talen hoor je bijna niet meer (Pakosie, 2010 -2:35).

 

De oorsprong van het Afákaschrift

 

Er is een schriftsoort gemaakt voor de Okanisi Marrontaal. Dit schrift is ontworpen door da Usá Atumisi Afáka, een Okanisi Marron van de Beeï-lo van het dorp Malobi. Hij leefde tussen 1875 en 1919. Da Afáka wilde een schrift waarmee zijn volk, de Okanisi, kon leren lezen en schrijven.

Zijn drang hiertoe is mede ingegeven door de paters en de dominees die in de tweede helft van de negentiende eeuw de Okanisi Marronsamenleving binnenvielen. Zo kwam da Atumisi Afáka, die later zijn Afákaschrift ontwierp, ook in contact met de Rooms-Katholieke (RK) kerkgenootschap en geloof. Da Afáka behoorde tot de eerste groep Okanisi Marrons die overtuigd raakten van, met name, de Rooms-Katholieke christelijke leer. De geschreven teksten uit de boekjes die de paters meebrachten en aan da Afáka voorlazen en ook voor hem achter lieten, betoverden hem. En toen op gegeven moment de paters niet meer kwamen,  bleef hij  achter met hun boekjes, die hij niet kon lezen. Dat deed da Afáka de beperkingen van het analfabetisme

nog meer beseffen.

Begin 20e eeuw, tijdens het gaanmanschap van gaanman Oseïse van de Okanisi Marrons,  ontwierp da Atumisi Afáka uiteindelijk zijn eigen schrift. Volgens da Afáka in één van zijn brieven (en mij ook verteld door mijn leermeester da Alufaisi die getuige was van het ontwerpen van het schrift door da Afáka),  kwamen de tekens in drie dromen tot hem, de een na de ander. Deze droom werd tenslotte gevolgd door een buitengewone prestatie van de toen nog ongeletterde da Atumisi Afáka aan de Tapanahoni in het binnenland van Suriname. De dag direct na de eerste droom begon hij in de droom verkregen tekens één voor één op te schrijven. Uiteindelijk had hij 56 tekens waarmee hij zijn gedachten in geschreven verhalen kon omzetten. Hiermee kon hij ook zijn mede Okanisi mensen leren lezen en schrijven. Zo ontstond het schriftsysteem van de Okanisi Marrons dat naar zijn ontwerper werd genoemd: Afákaschrift. Dit schrift zou de  beperkingen die het analfabetisme de Okanisi Marrons oplegde, wegnemen. Da Afáka kon met zijn schrift zijn mede-Okanisi Marrons ook kennis laten maken met de christelijke boodschap, die hij later in zijn leven als verlossing ging zien.

 

Het Afáka-alfabet

(eigen handschrift van da Atumisi Afáka)

Betekenis van de tekens:

Da Afáka schreef het volgende over het ontstaan van zijn schrift:

Transcriptie:

“Da den pilisitisi den bigin fu gi na leli  fu den Afilikan di masa be taki. Da di den Afilikan yee dati, da den feele. Den be denki na koli den pilisitisi e koli fu gi businenge sitalafu baka. Bika di a wipi be e piki, da den pilisitisi be de. Den e si san be pasa na Salanan. Dati meke a leli taanga gi den so. Bika efu wi ala be de na Salanan, a leli ná be sa kalakiti gi den so. Da Masa Gadu lafu. A sende wan yeye go na den  Afilikan. En nen Usa . A meke a siibi dipi. A go a kali en Usa! A piki. A taki mi sa gi yu wan ebi fi yu tyali. Te yu go na Gadukonde yu sa fende yu paiman na Gadukonde. A teke wan pisi panpila a gi Usa, sonde enki, sonde tiki. Usa taki mi Masa fa fu mi du anga a panpila? A yeye kon a taki i sa fende ala san di de fanoudu. Da a opo wan sitali anga faya”.

 

(Vrij vertaald: Zo begonnen de priesters de Afrikanen te leren wat God had gezegd. Toen de Afrikanen hiermee geconfronteerd werden, waren ze bang. Ze dachten dat het een truc van de priesters was om de ‘Marrons’ weer in slavernij te krijgen. Want de priesters waren erbij geweest toen ze zweepslagen kregen. Ze hadden gezien wat er in Suriname was gebeurd. Daarom is het moeilijk voor hen om de leer te accepteren. Als we allemaal in Suriname waren gebleven, zou het niet zo moeilijk voor ze zijn om de leer te accepteren. Toen lachte God en stuurde een geest naar de Afrikanen. Zijn naam is Usa. Hij liet hem in een diepe slaap vallen. Hij ging naar hem toe en riep: “Usa! Ik antwoordde. Hij zei: “Ik zal je een last geven. Wanneer je in de hemel komt, zal je beloond worden. Hij nam een stuk papier en gaf het aan Usa, zonder inkt of pen. Usa vroeg: “Mijn Heer, wat moet ik met dit papier doen? De Geest kwam en zei: “Je zult alles vinden wat je nodig hebt. Toen liet Hij een ster van vuur verschijnen).

 In bovenstaande brief is duidelijk te zien wat de invloed van de paters op hem was. Na de mislukking  van de verschillende pogingen van de Evangelische Broeder Gemeente (EBG) en de Rooms-Katholieke Missie (RK) om de Okanisi Marrons tot het christendom te bekeren, begon da Atumisi Afáka zichzelf te zien als de persoon die met zijn schrift alsnog de mislukte pogingen van de kerkgenootschappen moest realiseren. Vooral nadat de intentie van de Rooms-Katholieke Kerk (pater Franciscus Morssink) hem bekend was geworden, om via het Afákaschrift de christelijke boodschap makkelijker aan de Okanisi Marrons over te brengen.

Het Afákaschrift zou de Okanisi Marrons in staat moeten stellen hun eigen Okanisi tongo (Okanisi taal) te lezen en te  schrijven. Voor de duidelijkheid als we het over Okanisi tongo hebben, moeten we deze taal in twee hoofdgroepen verdelen: Verbale/vocale talen en instrumentale talen. Met instrumentale talen bedoel ik communicatie via klanken middels een   instrument.  De volgende Okanisi Marron talen worden gerekend tot de verbale talen: (het hedendaagse) Okanisi, het Loangu, Ampuku, Papa, Kumanti, Amanfu en Akoopina.

Instrumentale talen zijn onder andere Wanwi-Apinti, Kumanti-Apinti, Kwadyo, Agbadó, Benta, (Botoo) Tutu en Abaankuman. Abaankuman is een klank- of tooncodetaal die geassocieerd wordt met bepaalde gebeurtenissen. In de vroegere traditionele Marronsamenlevingen  betekende het geluid van een geweerschot bijvoorbeeld dat er wild geschoten was en dat er vlees te eten was. Het geluid van de Apintidrum betekende dat er een openbare gebeurtenis plaatsvond. Het geluid van een bel betekende dat er een openbare eredienst plaatsvond” (Pakosie, 2000-2: 2-12,  Pakosie, 2002: 121-131 en Pakosie, 2003: 4).

 

Dit is een brief geschreven door da Afáka in 1917, waarin hij beschrijft hoe hem in Paramaribo  medische hulp werd  geweigerd.

Transcriptie: “Ke mi Gadu mi masa. Mi bigin na ini a ulotu (moest zijn uoloko) fu a panpila di yu be gi Afáka. Ma mi de anga siki fu dede. Fa mi sa du oli ulotu? Mi go na Pamalibo na Lanti Ati- osu tu bolo, di mi ná abi moni den yaki mi. Den taki mi mu oloko moni fosi mi sa go na atiosu. Da na dati mi e begi masa Gadu fu a sa gi mi ana fu mi deesi a siki fu mi. Ma mi sa taki Abena, a sa kon tyali patili go na Ndyuka. Eke fa patili taki a bun gi wi. Ma mi de anga pen na mi ede. Ala mi nosu poli na ini. Da mi na abi losutu ye”. 

(Vrij vertaald: Oh mijn God, mijn Heer. Ik ben begonnen met het werk van de schrift die u Afáka gaf. Maar ik ben erg ziek. Hoe kan ik mijn woord houden? Ik ben twee keer naar het nationale ziekenhuis in Paramaribo geweest. Ze hebben me weggestuurd omdat ik geen geld had. Ze zeiden dat ik geld moest verdienen voordat ik naar het ziekenhuis kon. Dus ik bid tot u, God, dat u mij een helpende hand zult bieden voor de genezing van mijn ziekte. Maar ik zal met Abena praten over het vervoeren van de priester naar het Ndyuka-gebied. We zijn het eens met wat u als priester zei. Maar ik heb pijn in mijn hoofd. Mijn hele neus rot van binnen. Ik heb geen vrede).

 

De Okanisi Marron taal is een C.V.-taal. Dit betekent dat elke lettergreep bestaat uit een medeklinker gevolgd door een klinker of een enkele klinker. Dit maakt het mogelijk om “elk” woord te schrijven met een relatief klein aantal lettergreeptekens. In een niet-C.V.-taal, zoals het Nederlands, zou één lettergreepschrift honderden tekens vereisen (Dubelaar en Pakosie, 1999: 7).  Let op! In de Okanisi Marron taal bestaat een lettergreep niet alleen uit een medeklinker    gevolgd door een klinker of een enkele klinker. Een lettergreep bestaat ook uit een klinker gevolgd door een medeklinker of uit twee medeklinkers gevolgd door een klinker.

Het Afáka-schriftsysteem is syllabisch: elk teken vertegenwoordigt een specifieke lettergreep (Dubelaar en Pakosie, 1999: 7). Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat syllabe- schriften die lijken op Afáka ook in West-Afrika bestaan. De oorsprong van het Afákaschrift is daarom onlosmakelijk verbonden met de achtergrond van deze West-Afrikaanse schrijftradities. Wat de oorsprong van West-Afrikaanse schrijftradities betreft, baseer ik mij grotendeels op David Dalby (1968). “Dalby noemt acht syllabeschriften die in de periode 1830-1930 in Sierra Leone en Liberia zijn ontstaan: het Vai (1833) met 212   tekens (het Vai bestond al langer maar werd in 1833 gestandaardiseerd); het Mende (1921) met 195 tekens; het Loma (1930) met 185  tekens; het Kpelle (1930) met 88 tekens. In Kameroen en oostelijk Nigeria: het Bamun (1903) met 510 tekens; het Bete (1956) met 401 tekens. In Suriname: het Afáka (1908) met 56 tekens” (Dubelaar en Pakosie, 1999: 26).

 

Het is gebleken dat met het aantal tekens (56) dat da Afáka ontwierp, je toch niet alles in de Okanisi Marrontaal kunt schrijven wat je zou willen schrijven. Het Afákaschrift, met zijn 56 tekens, is niet efficiënt in gebruik.

 

Vanwege het Afákaschrift zijn de Okanisi Marrons het enige Creools-sprekende volk, althans in de Amerika’s, dat hun eigen schrift heeft.

 

De ontwikkeling van het Afákaschrift

 

Het Afákaschrift kwam in 1915 onder de aandacht van de rest van de wereld toen een katholieke missionaris in Suriname, frater Bernard, een man een boek vol symbolen zag lezen die hij (frater Bernard) niet begreep. Deze man was da Abena, een ‘neef’ van da Atumisi Afáka. Da Abena was een van de weinige mensen aan wie da Afáka al het schrijven en lezen van het schrift kon leren. Als volgeling van da Afáka raakte da Abena ook overtuigd van de rooms-katholieke christelijke leer en vroeg frater Bernard om een ​​aantal liturgische katholieke gebeden voor hem te dicteren in de Okanisi Marrontaal, die hij (da Abena) vervolgens opschreef in het Afákaschrift. Jaren later sloot da Abena zich echter aan bij de christelijke beweging die bekendstaat als de EBG (Evangelische Broedergemeente).

Veel van wat buitenstaanders vandaag de dag weten over het Afákaschrift is wat de rooms-katholieke kerk, met name pater Morssink, een collega van frater Bernard, de wereld instuurde.

 Niet alles corresponderen met de feitelijkheden van voordat pater Morssink, meer dan een decennium later, in aanraking kwam met het Afákaschrift. Brieven in het Afáka die hij gezien heeft, gekopieerd en wereldkundig maakte, waren o.a. geschreven onder zijn invloed. Afáka brieven die geschreven waren vóór pater Morssink in aanraking kwam met het Afákaschrift en de Bukuman van toen, zijn nooit in bezit van de vreemdelingen gekomen, sterker nog zij zijn niet op de hoogte van het bestaan ervan. Deze brieven zijn dan ook niet te vinden in hun archieven noch in hun publicaties. Als Edebukuman beschik ik wel over een paar van deze brieven, aan mij gegeven door mijn voorganger Edebukuman Alufaisi en door de andere Bukuman van het eerste uur die ik tegenkwam en diepgaand met hen sprak.

De Rooms-Katholieke pater Morssink deed aanzienlijke inspanningen om het Afákaschrift te bestuderen met als doel het te gaan gebruiken om het christendom onder de Okanisi Marrons te verspreiden. Maar hij had weinig tot geen succes. Het schrift werd namelijk niet verder verspreid.

Da Afáka kon het schrift maar aan een aantal mensen om hem heen leren, zodat zij het konden lezen en schrijven. De eerste twee mensen aan wie hij het schrift leerde waren da Abena en een zoon van da Abena, genaamd da Alufaisi. Da Alufaisi was toen nog maar een kind. Hij en zijn vader waren getuigen van het ontwerpen van het schrift door da Afáka. Binnen enkele jaren   waren er 24 mensen onder de Okanisi Marrongemeenschap die het Afákaschrift hadden geleerd en het gebruikten.

 

De Bukuman vormden een genootschap van Bukuman. Omdat da Atumisi Afáka de ontwerper van het schrift was, was hij de Edebukuman (hoofd en bewaker van het schrift).

Iedereen die het Afákaschrift van hem leerde, kreeg de titel ‘Bukuman’ (iemand die het Afákaschrift leerde lezen en schrijven). Da Afáka onderscheidde vier niveaus waarop hij mensen het Afákaschrift leerde. Niveau 1 is het basisniveau. Op dit niveau leer je alleen het Afákaschrift lezen en schrijven. Niveau 2 is het gevorderde niveau, waarin je zich verdiept in de materie. Je krijgt ook kennis van o.a. de brieven van de vroegere Bukuman, die niet in de openbaarheid zijn gebracht. Op niveau 3 word je opgeleid tot Afáka-leraar. Iedereen die niveau 3 succesvol afrondt, is gekwalificeerd om zelfstandig les te geven. Het vierde en hoogste niveau is exclusief voor de Edebukuman. Elke basisniveau 1 Bukuman kon zich (evenals nu het geval is) desgewenst, verder specialiseren in Afáka op niveau 2 en 3. Slechts vijf studenten van da Afáka bereikten niveau 2. En van deze vijf hebben er twee, da Abena en da Alufaisi, het hele             leerproces tot en met niveau 4 succesvol  afgerond. De vijf Bukuman die niveau 2 bereikten    inclusief de twee die het hele leerproces tot en met niveau 4 succesvol  afrondden, waren de meest actieve Bukuman van hun tijd.

 

Van de 24 Bukuman van het eerste uur heb ik er 9 persoonlijk ontmoet:

  1. Da Abena (ik herinner mij niet veel over hem. Ik was nog een kind toen ik hem ontmoette)
  2. Da Alufaisi
  3. Da Dosu
  4. Da Kago
  5. Da Dendu
  6. Da Clemens Kanapé
  7. Da Womi Asekende
  8. Da Ateligimi
  9. Da Sofé Nauna

 

Alle door da Afáka opgeleide Bukuman konden vanaf toen (soms geïmproviseerd) ‘alles’ schrijven wat ze wilden. En ze correspondeerden met elkaar. Sommigen gebruikten het schrift zelfs om historische aantekeningen te maken, zoals te lezen is in de onderstaande Afáka-teksten:

 

 Dit is een namenlijst van de  inwoners van het dorp Saayé in die tijd.

Dit is een brief van da Alufaisi aan Kees Dubelaar.

Vertaling: “17 van de negende maand (september). Ik kabiten Alufaisi maak het goed. Ik ga   ervan uit dat je het ook goed maakt. Ik heb jouw brief ontvangen, bedankt. Ik vind het jammer dat ik je niet heb ontmoet. Ik heb het bericht gehoord over Gonggrijp, mijn condoleance. Ik stuur je deze brief met ook de groeten aan meneer Bubberman. De groeten van Alufaisi”.

 

Deze brief gaat over wanneer de Boökode van da Pankuku plaatsvond.

Vertaling: “Na zijn dood duurde het twee jaar voordat de Boökodé van kabiten Pankuku  plaatsvond”.

Vertaling: “Dit gaat over Diitabiki. Gaanman    Amakiti overleed op een donderdag”.

 

 

Vertaling: “Het was op een zaterdagmorgen dat dr. Bonne het ‘boek’ van de Ndyuka Marrons zag”.

 

 

Toen kwam de Kerk, in de persoon van pater Franciscus Morssink, in aanraking met het Afákaschrift.

De gevolgen van de bekeringsdrang van de Rooms-Katholieke Kerk lieten niet lang op zich wachten. Da Afáka en bijna al zijn volgelingen gingen het christendom aanhangen:

Vertaling: “Dit is mijn antwoord, het antwoord van Abena. Ja Heer God ik ben bereid. Ik aanvaard het. Ik vind het een grote eer”.

 

Afáka-geschriften werden vanaf toen overwegend christelijke boodschappen:

Vertaling: “De naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, amen”.

Vertaling: “Ach, Heer Jezus Christus, ik vraag u om naar mij te luisteren”.

 

Het gevolg was een splitsing in de Okanisi Marronsamenleving en in de familie van da Atumisi Afáka.

 

Da Afáka had geen steun van de meerderheid van de Okanisi Marrongemeenschap. Zeker niet van zijn eigen familie. En toen hij zich bij de Rooms-Katholieke Kerk aansloot, werd hij zelfs door zijn eigen familie afgewezen, zoals hij hier schrijft:

Vertaling: “Zelfs mijn familie verstootte mij, omdat ze vond dat ik te intelligent voor ze was. Ik heb er zelfs over gedacht om te stoppen met het schrift. Maar Abena geloof in mij”.

 

Da Abena was het enige (verre) familielid dat hem door dik en dun steunde. De Atumisi Afáka  leerde da Abena ook alles over het Afákaschrift.

 

Zoals hij hier schrijft, was da Atumisi Afáka al terminaal ziek:

Vertaling: “Maar ik ben terminaal ziek. Ik ben twee keer naar  ‘s Lands Hospitaal in Paramaribo geweest voor behandeling. Ze hebben me weggestuurd omdat ik geen geld heb om te betalen. Ze zeggen dat ik geld moet verdienen voordat ik voor behandeling kan komen….

Ik heb pijn in mijn hoofd. Mijn neus is van binnen rot. Ik heb helemaal geen rust”.

 

Da Afáka benoemde da Abena tot zijn opvolger Edebukuman.

 

Da Afáka schrijft hierover:

Vertaling: “Want de hele familie van Abena is religieus. En ze steunen hem in zijn geloof in de Heilige Geest. Dat is goed. Ik, Usa (Afáka), laat alles aan Abena over, wanneer God mijn ziel  terugroept”.

Het verbod op de verspreiding van het Afákaschrift   duurde tot 1974, 56 jaar. In het begin van de jaren 1970 kwam ik in aanraking met het Afákaschrift. Ik gaf       alfabetiseringscursussen aan Marrons in Paramaribo. Een van de  cursisten was een zoon van da Alufaisi  genaamd Pikin-Lodi Alfons. Hij liet mij eens een schrift van zijn vader zien met daarin het Afákaschrift. Ik raakte zeer onder de indruk en ik wilde het graag leren.

 

In 1974 kwam de toenmalige Edebukuman, Edekabiten Alufaisi Kastioe, samen met gaanman Gazon Matodja naar  Paramaribo voor besprekingen met de regering. Ik  bezocht hen en vroeg da Alufaisi om mij het Afákaschrift te leren. Da Alufaisi vertelde mij dat het verboden was om het Afákaschrift aan anderen te leren. Hij had daarvoor toestemming  nodig van de Gaanman. In een gesprek dat ik toen samen met Edebukuman Alufaisi  met gaanman Gazon Matodja voerde, gaf de Gaanman aan dat hij er geen bezwaar  tegen had dat da  Alufaisi mij het Afákaschrift  leerde.

 

‘Het verbod werd daarmee opgeheven’.

 

Gaanman Gazon Matodja zei ook dat hijzelf geïnteresseerd was in het Afákaschrift en dat het hoofd van de Granman Akontoe Velantischool nabij Diitabiki, die het Afákaschrift kende, hem enkele jaren  geleden op zijn verzoek af en toe het schrift kwam leren.

Van 1975 tot 1977 reisde ik regelmatig van Paramaribo naar da Alufaisi in zijn dorp Fisíti aan de Tapanahoni in het binnenland. Daar leerde da  Alufaisi mij, tot op het  allerhoogste  niveau, alles over het Afákaschrift. Op 1 juli 1977 verleende da Alufaisi mij de titel van Bukuman en gaf mij ook een certificaat.

 

Op het certificaat staat het volgende geschreven:

Vertaling: “Kabiten Alufaisi verklaart hierbij dat hij André Pakosie het schrift heeft geleerd. Vanaf vandaag is hij  Bukuman”.

 

Tevens gaf hij mij een schriftelijke opdracht in het Afáka, en benoemde mij tot zijn opvolger Edebukuman:

Vertaling: “Hij moet het schrift aan anderen leren. Hij moet mij na mijn dood opvolgen als Edebukuman, opdat het schrift niet verloren zou gaan. Vandaag is de eerste dag van de zevende maand”.

 

Na het overlijden in 1993 van Edebukuman Alufaisi Kastioe, de laatste van de eerste generatie Bukuman, werd ik (André R.M. Pakosie) de Edebukuman overeenkomstig de schriftelijke verklaring van da Alufaisi van 1 juli 1977.

 

In 1977, nadat ik Bukuman was geworden, had ik een gesprek met da Alufaisi over het feit dat het schrift niet efficiënt in gebruik was. Da Alufaisi realiseerde zich dit ook. Hij droeg me ook op om ervoor te zorgen dat het Afáka schrift efficiënter gebruikt kon worden door op zoek te gaan naar aanvullende tekens. Ik ging meteen aan de slag en kwam al snel terug bij hem met drie aanvullende tekens. Da Alufaisi wees de tekens lachend van de hand. Hij vond dat geen van de drie aanvullende tekens die ik op dat moment had gemaakt aan de eisen voldeed.

Da Alufaisi wees me er toen op dat de ontwerper, da Atumisi Afáka, bij het ontwerpen van het schrift een bepaalde logica had gebruikt die in de (Okanisi) Marroncultuur besloten ligt. En dat ik deze logica eerst grondig zou moeten onderzoeken en dan pas op zoek moest gaan naar aanvullende tekens. Geen gemakkelijke taak, maar ik begon meteen opnieuw en ging   grondig en geduldig te werk. Pas in februari 2024, na 47 jaar grondig en geduldig werken,  voltooide ik, nu als de Edebukuman, met succes de taak die mij door mijn leraar en voorganger, Edebukuman Alufaisi, was opgedragen. Het Afáka schrift is enorm uitgebreid (het heeft nu meer dan 200 tekens) en is nu efficiënter in het gebruik.

De actiepunten zijn:

  1. Voor de kwaliteitsbewaking en ter voorkoming van misbruik, is een openbaar register aan gelegd op deze website waarin elke officieel gecertificeerde Bukuman wordt vermeld en welk niveau certificaat hij/zij heeft. Een officieel gecertificeerde Bukuman is Bukuman die      een certificaat heeft behaald dat ondertekent is door de Edebukuman.
  2. Geregeld organiseren van, online via ZOOM, gedegen Afáka-cursussen waarin mensen het schrift kunnen leren op niveau 1 tot en met niveau 3, zodat het Afákaschrift niet verloren gaat én dus geen museumstuk wordt;
  3. Geregeld organiseren, online via ZOOM, van lezingen en workshops over het Afákaschrift;
  1. Geregeld een periodieke, online via ZOOM, meeting organiseren waarbij officieel gecertificeerde Bukuman de gelegenheid krijgen om met elkaar te praten over het schrift;
  1. Officieel gecertificeerde Bukuman de gelegenheid bieden lid te worden van de Facebook besloten groep ‘AFÁKA BUKUMAN’, om zich zo verder te verdiepen in het Afáka en om hun kennis van het Afákaschrift up-to-date te houden;
  1. Het uitgeven (vanaf 2023) van het digitale tijdschrift ‘AFÁKA KOLANTI’ (Afáka-krant) en deze verspreiden onder de deelnemende officieel gecertificeerde Bukuman. Hierin worden artikelen in het Afáka gepubliceerd, die onder andere inzichten op het gebied van het Afákaschrift uit- en toelichten. Elke deelnemende Bukuman schrijft zelf verhalen in het Afáka en publiceert deze in het digitale tijdschrift ‘AFÁKA KOLANTI’.
  1. Jaarlijks online een internationale Afáka bijeenkomst organiseren, met het accent op het Afáka syllabeschrift als Okanisi Marron erfgoed, waaraan elke Bukuman en andere beoefenaars van het Afákaschrift, waar ter wereld ook, desgewenst kunnen deelnemen.
  2. Deelnemende Bukuman motiveren om actief deel te nemen aan de ontwikkeling van het Afáka schrift. En ook om hun inzichten, wensen en eventuele problemen in het gebruik van het schrift te melden, zodat door de Edebukuman naar een oplossing kan worden gezocht.

 

Bronnen:

Referenties en Bibliografie

Dit artikel is gebaseerd op orale overleveringen en op archiefmateriaal.

 

Referenties:

 

De orale overleveringen waarop dit artikel (mede) is gebaseerd, zijn mij (in tal van gesprekken die ik in de jaren 70 van de vorige eeuw met hen voerde) aan mij overgedragen door:

  1. Da Alufaisi
  2. Da Dosu
  3. Da Kago
  4. Da Dendu
  5. Da Clemens Kanapé
  6. Da Womi Asekende
  7. Da Ateligimi
  8. Da Sofé Nauna

 

Bibliografie:

 

Pakosie, André R.M.,   Ontstaan en ontwikkeling van de Afro-Surinaams creooltalen.  In: Siboga jrg 20, 2,  2010.

 

Pakosie, André R.M.,    Het Afákaschrift. Op zoek naar het antwoord op de vraag waarom dit schrift in 1918 niet  verder verspreid mocht       

worden.  In Siboga jrg. 18, 2, 2008.

Debelaar, C., en André Pakosie;  Het Afrakaschrift van de Tapanahoni rivier in Suriname, 1999.

 

 

Zoeken op deze website