Het wetenschappelijk kolonialisme probeert met wetenschappelijke argumenten de stelling te onderbouwen dat het kolonialisme geen systeem was van onderdrukking en uitbuiting en dat er ook goede kanten zaten aan het kolonialisme. De auteur stelt dat de vertegenwoordigers van deze stroming, waaronder prof. dr. Gert Oostindie, prof Emmer, Van Lier, John Jansen van Galen niet wetenschappelijk zijn, maar ideologisch (Tempoe Doeloe). De auteur baseert zijn stelling nadat hij de volgende aspecten van het wetenschappelijk kolonialisme bekeken heeft: Wat is de theoretische basis van haar stellingen? / Op welke feiten is die theorie gebaseerd? / Hoe consistent zijn de stellingen? / Hoe kunnen deze getoetst worden en wat is het resultaat van die toetsing? Hij pleit voor het doorbreken van de taboes en wil onderzoek met de volgende thema’s: herstelbetalingen, vergelijking met de holocaust, mechanismen van onderdrukking en uitbuiting, vergelijkend onderzoek naar het Nederlands kolonialisme. Dergelijk onderzoek zou een bijdrage leveren aan het dekoloniseren van de geest. In het boek geeft de auteur ook aan welk rol Wim Hoogenberg gespeeld heeft in de kwestie Lamur en de emancipatieregisters met genealogische gegevens van tot slaaf gemaakten die op 1 juli 1863 vrijkwamen: Hoogbergen toont een volledig gebrek aan beschaafde omgangsvormen.